TURP of Trans Urethrale Resectie van de Prostaat is zeer effectief en de 'Gouden Standaard' voor de behandeling van Benigne Prostaat Hyperplasie
Erfelijkheid en prostaatkanker
Resultaten Roermondse Radicale Prostatectomie
10 jaar follow-up van Resultaten Roermondse Radicale Prostatectomie
Update 2010: Resultaten operatieve radicale prostatectomie voor gelokaliseerde prostaatkanker
Percentage positieve snijvlakken bij pT2 prostaatkanker.
Update 2014 percentage positieve snijvlakken bij T2 prostaatkanker.
Laparoscopische Radicale Prostatectomie of open Retropubische Radicale Prostatectomie: Resultaten van Memorial Sloan Kettering, New York.
Robot geAssisteerde Laparoscopische radicale Prostatectomie (RALP): Tevredenheidonderzoek.
Prostaatkanker en complicaties na brachytherapie:
Uit Mednet maart 2013:
PCA3 en de diagnostiek van prostaatkanker:
Risico factoren bij blaaskanker: No.1 Roken.
Roermondse resultaten radicale cystectomie wegens blaaskanker
Update 2010: Roermondse resultaten radicale cystectomie wegens blaaskanker
Stress incontinentie bij vrouwen:
DE WAARDE VAN HET INTERNET DIAGNOSE PROGRAMMA MEDIARTS VOOR URINE INCONTINENTIE BIJ VROUWEN
MULTICENTRISCHE VALIDATIE VAN HET INTERNET DIAGNOSE COMPUTERPROGRAMMA 'MEDIARTS' VOOR URINE INCONTINENTIE BIJ VROUWEN
Een nieuwe ehealth service voor vrouwen met urine incontinentie: een internet Diagnostisch Expert Programma gecombineerd met continentie verpleegkundige zorg aan huis.
Genomineerd voor diverse prijzen voor kwaliteit en innovatie in de zorg in 2013.
Sterilisatie ongedaan maken bij de man:
Urosepsis:
Voorkoming van nieuwe niersteenvorming:
Vruchtbaarheidstoornissen na laparoscopische liesbreukcorrectie mogelijk?
Laparoscopische linker bijnier verwijdering in het Laurentius Roermond
Hoewel medicamenteuze behandeling en minimaal invasieve behandelingen ieder hun plaats hebben in de behandeling van
mannen met plasklachten door een vergrote prostaat blijkt de Trans Urethrale Resectie van de Prostaat (TURP) is zeer effectief en duurzaam.
De TURP is voor velen de 'Gouden Standaard' voor de behandeling van de vergrote prostaat als mildere behandelingen te kort schieten.
Demo filmpje van operatie prostaat (TURP):
Auteur: M.J.F.M. de Bruin, 14 jan 2009.
Literatuur: Bipolar transurethral resection of the prostate: the 'golden standard' reclaims its leading position. Mamoulakis C, Trompetter M, de la Rosette J.
Curr Opin Urol. 2009 Jan;19(1):26-32.
Minimal invasive therapy of benign prostatic hyperplasia. Madersbacher S, Marberger M. Wien Med Wochenschr. 1996;146(8):169-75.
Erfelijkheidsstudies met betrekking tot het krijgen van prostaatkanker duiden erop dat de kans op het krijgen van prostaatkanker 2 keer zo groot is als bij een eerste graads familielid (vader of broer) prostaatkanker is gevonden. Indien bij twee eerstegraads familieleden prostaatkanker is gevonden of als bij een familielid voor de leeftijd van 55 jaar prostaatkanker is gevonden, dan is de kans om ook prostaatkanker te krijgen 2 tot 4 keer zo groot.
Vroegdiagnostiek en het opsporen van prostaatkanker in een beginstadium kan bij vroege behandeling de genezingskansen sterk verbeteren. Regelmatige controle van risico patienten met belaste familiehistorie kan zinvol bijdragen in de vroegdiagnostiek. Een controleschema kan zijn: Bij risico patienten vanaf het 50-ste levensjaar elke 2 jaar rektaal onderzoek en het bepalen van de PSA-waarde in het bloed.
Auteur: M.J.F.M. de Bruin, 19 maart 2001.
Literatuur: NTvUrologie 2001 Maart;2:blz 35-41.Hereditair prostaatcarcinoom. L Kiemeney.
In de periode 1996 - 2000 is retrospectief onderzoek verricht naar de morbiditeit en effectiviteit van de Retropubische Radicale Prostatectomie (RRP) in het Laurentius Ziekenhuis te Roermond.
Drieënvijftig opeenvolgende patiënten met T1-3N0M0 prostaatkanker ondergingen een RRP. De resultaten waren: geen peri-operatieve mortaliteit, geringe morbiditeit, continentie 91% en behoud van potentie 54%. Na gemiddeld 3,2 jaar follow-up was de PSA-vrije overleving 83% en met vroege radiotherapie bij vermoeden op lokaal recidief na PSA stijging werd de PSA-vrije overleving 94%.
Auteur: M.J.F.M. de Bruin, 13 jan 2003.
Literatuur: NTvUrologie 2002 December;5:blz 178-183. Resultaten van de radicale prostatectomie in Roermond. M.J.F.M. de Bruin.
De patiëntengroep met prostaatkanker uit 1996 - 2000 is in een vervolg onderzoek nader geëvalueerd (1,2). Met een gemiddelde follow-up van 10 jaar na Radicale Prostatectomie zijn de
overleving in beeld gebracht. De prostaatkanker specifieke overleving was na 10 jaar 98%. De totale overleving (inclusief sterfte door andere oorzaken) na 10 jaar was 82%.
Deze zeer hoopgevende resultaten behoren tot de beste die er in de literatuur te vinden zijn (3,4).
Auteur: M.J.F.M. de Bruin, 5 augustus 2008. Update 1 september 2013.
Literatuur:
(1)Resultaten van de radicale prostatectomie in Roermond. M.J.F.M. de Bruin.NTvUrologie 2002 December;5:blz 178-183.
(2)Oncologie symposium Laurentius Roermond. M.J.F.M. de Bruin. 19 februari 2008.
(3)Long-term (15 years) results after radical prostatectomy for clinically localized (stage T2c or lower) prostate cancer. Zincke H. et al Mayo Clinics. J Urol. 1994 Nov;152(5 Pt 2):1850-7.
(4)Anatomic radical retropubic prostatectomy-long-term recurrence-free survival rates for localized prostate cancer.Huland et al. World J Urol. 2006 Aug;24(3):273-80.
Wegens recente publicatie over resultaten van diverse Nederlandse centra over robot geassisteerde radicale prostatectomie voor gelokaliseerde prostaatkanker werden de eigen resultaten van de laatste 100 patiënten (2007-2010)
die een open radicale prostatectomie in Roermond ondergingen vergeleken. Relevant zijn complicaties, mortaliteit en percentage positieve snijvlakken. De gegevens zijn samengevat in de onderstaande tabel.
Auteur: M.J.F.M. de Bruin, 25 oktober 2010.
Een positief snijvlak bij Radicale Prostatectomie heeft een voorspellende waarde met verhoogde kans op recidief prostaatkanker. Een laag percentage positief snijvlak
is een gunstigere uitgangssituatie dan een hoog percentage. Vooral bij lokaal prostaatkanker dat histologisch niet buiten het kapsel van de prostaat is gegroeid (pT2 stadium)
zou het percentage zeer laag moeten zijn, maar in de praktijk blijken verschillen aanwezig doorgaans samenhangend met ervaring en techniek van de operateur. Om inzicht
te verkrijgen in dit onderdeel van de operatieve resultaten zijn de over 2012 gepubliceerde resultaten van de Robot geAssisteerde Radicale Prostatectomie (RALP) uit de
landelijke database van de Nederlandse Vereniging voor Urologie vergeleken met eigen resultaten van de open Radicale Prostatectomie uit het LZR over 2008-2013.Er is
een significant verschil (p<0,05).
Tabel met percentage positieve snijvlakken bij pT2 prostaatkanker:
Techniek
T-stadium
totaal
aantal positief
percentage positief
Open RP, LZR*
pT2
170
17
10%
ROBOT RP, NL**
pT2
285
51
17,9%
Auteur: M.J.F.M. de Bruin, 1 september 2013.
Nieuwe evaluatie van de landelijke database van de Nederlandse Vereniging voor Urologie tot en met 2013 tonen dat in Nederland de open Radicale Prostatectomie (openRP)een significant lager
percentage positieve snijvlakken bij T2 tumoren heeft gerealiseerd dan de RobotRP(RALP)of de LaparoscopischeRP(lapRP).
Bron: Prostatectomie kwaliteitsregistratie. De Urograaf februari 2014.
Auteur: M.J.F.M. de Bruin, 15 februari 2014.
Onder leiding van Prof. Guillonneau, een van de voortrekkers van de laparoscopische radicale prostatectomie, heeft een prospectieve vergelijkende studie plaats
gevonden waarbij 1430 patiënten zelf konden kiezen voor een open of een laparoscopische radicale prostatectomie. Uit de studie werd geconcludeerd dat
de korte termijn oncologische resultaten voor beide procedures vergelijkbaar waren evenals het herstel van potentie. Laparoscopie scoorde beter met minder bloedverlies,
maar leidde tot meer heropnames en extra ziekenhuis bezoeken. Herstel van continentie na operatie was superieur na open
retropubische radicale prostatectomie!
Auteur: M.J.F.M. de Bruin, 1 april 2009.
Literatuur: Comprehensive prospective comparative analysis of outcomes between open and laparoscopic radical prostatectomy conducted in 2003 to 2005.
Touijer K, Guillonneau B, et.al. J. Urol 2008;179(5):1811-7.
Uit een recente studie van Schroeck(1)over de patiënten tevredenheid en spijt na open Radicale Prostatectomie (RP) of na Robot
geAssisteerde Laparoscopische radicale Prostatectomie (RALP) bleek dat patiënten na RALP vaker spijt hebben of ontevreden zijn
over de de operatie die zij hebben ondergaan. In een toelichtende editorial van Eastham (2) over de waarheid in adverteren wordt geconcludeerd dat tot op
heden de resultaten voor RALP niet beter zijn dan voor open RP, als het gaat om de belangrijkste factoren zoals kanker controle,
incontinentie en potentie. Van belang zijn de ervaring én eigen resultaten van de operateur.
Auteur: M.J.F.M. de Bruin, 5 okt 2008.
Literatuur:
(1)Satisfaction and Regret after Open Retropubic or Robot-Assisted Laparoscopic Radical Prostatectomy. F.R Schroeck, et al.
Eur Urol 54(2008)785-793.
(2)Robotic-Assisted Prostatectomy: Is There Truth in Advertising? J.A. Eastham. Eur Urol 54(2008) 720-722.
De behandeling van lokaal prostaatcarcinoom kent naast chirurgie ( radicale prostatectomie) ook bestraling, welke uitwendige radiotherapie of inwendige brachytherapie kan zijn. Toepassing van brachytherapie vindt de laatste jaren vaker plaats, waardoor meer resultaten over effectiviteit, bijwerkingen en complicaties in de literatuur verschijnen. Vroege complicaties na brachytherapie zijn met name plasproblemen, waarvoor bij 6 maanden na behandeling nog medicamenteuze ondersteuning met alpha-blockers in 78% en zelfcatheterisatie in 5% van de patiënten. Ongeveer 20% heeft darmklachten in het eerste jaar en 24% verlies van potentie na 18 maanden (1). Ernstige complicaties met fistel tussen endeldarm en plasbuis komen in ongeveer 1% van de patienten voor met uitgebreide chirurgie en veelal aanleggen van een stoma tot gevolg (2,3).
Auteur: M.J.F.M. de Bruin, 11 feb. 2007.
Literatuur:
(1) Posttreatment complications of early-stage prostate cancer patients: brachytherapy versus three-dimensional conformal radiation therapy. Tsui G, et al. Cancer J. 2005 Mar-April;11(2):122-32.
(2) Rectal complications after prostate brachytherapy. Shah SA, et al. Dis Colon Rectum. 2004 Sep;47(9):1487-92.
(3) Devastating complications after brachytherapy in the treatment of prostate adenocarcinoma. Moreira SG, et al. BJU Int. 2004 Jan:93(1):31-5.
Literatuur: P. Sooriakumaran. Comparative oncologic effectiveness of radical prostatectomy and radiotherapy in prostate cancer: An analysis of mortality outcomes in 34,515 patients treated with up to 15 years follow-up. EAU Milan 2013
De PROGENSA® PCA3 urinetest is de eerste gevalideerde test voor het opsporen én uitsluiten van prostaatkanker die gebaseerd is op mRNA-technologie. De test is een nieuwe gen-gebaseerde test die op een urinemonster wordt uitgevoerd. PCA3 is zeer specifiek voor prostaatkanker.
Indien de patient zich bezorgd voelt over prostaatkanker vanwege een verhoogde PSA waarde of onzeker voelt over eerder uitgevoerde (negatieve) biopsie, kan de PCA3 urinetest extra informatie verstrekken die de patient en arts kunnen helpen te beslissen of een (nieuwe) biopsie werkelijk nodig is.
De arts kan, na het gebruikelijke digitaal onderzoek (DRE), het eerste urinemonster naar NovioGendix Servicelab te Nijmegen insturen. Binnen enkele dagen na ontvangst volgt de uitslag.
Auteur: M.J.F.M. de Bruin, 13 maart 2009.
Literatuur:
1. Bussemakers MJ, van Bokhoven A, Verhaegh GW, Smit FP, Karthaus HF, Schalken JA et al.
DD3: a new prostate-specific gene, highly overexpressed in prostate cancer. Cancer Res. 1999;59:5975-9
Blaaskanker komt van de meest voorkomende kwaadaardig gezwellen in de westerse landen op de 6e plaats. Uit
epidemiologische studies blijken een aantal risicofactoren bij te dragen tot het ontwikkelen van blaaskanker.
De belangrijkste factor is roken, dat soms in de helft van de blaaskanker gevallen van invloed is. Ten tweede is beroepsmatige
blootstelling aan bepaalde stoffen, zoals aromatische aminen in de verf-, rubber- en textiel industrie van invloed op de
ontwikkeling van blaaskanker. Voorts zijn in sommige studies stoffen gevonden die bij beroepsmatige blootstelling
risicoverhogend zijn, zoals bepaalde verf en oplosmiddelen, inkt en sommige metalen. Enkele onderzoekers hebben factoren
met verhoogd risico op blaaskanker gesignaleerd bij dieet factoren, m.n.. vetten en cholesterol, en bij neven producten van
gechloreerd drinkwater.
Behalve dat roken de belangrijkste oorzakelijke risicofactor is zullen mensen die blijven roken, terwijl blaaskanker reeds
vastgesteld is, gemiddeld een slechter ziektebeloop hebben dan mensen die stoppen met roken. Duidelijk moge zijn dat niet
roken, danwel stoppen met roken de belangrijkste preventieve maatregel is ten aan zien van het ontstaan en het beloop van
blaaskanker.
Auteur: M.J.F.M. de Bruin ; 8 januari 2000
Literatuur: Cancer 1999 Dec 1;86(11):2337-45.
Semin Oncol 1996 Oct;23(5):536-45.
Ann Ist Super Sanita 1996;32(1):3-20
In de jaren 2000-2004 werden 29 patiënten in de leeftijd van 50 tot 80 jaar geopereerd wegens spierinvasieve blaaskanker. Het
hoofdsymptoom, bloed in de urine, was bij 86% aanwezig. Bij 6 vrouwen werd een radicale cystectomie verricht en bij 23 mannen
een radicale cystoprostatectomie. Er werd 24 keer een urinestoma volgens Bricker aangelegd en 5 keer een blaasvervanging door
darm volgens Studer(1). De comorbiditeit in ASA klasse was ASA I(17 pt), ASA II(8 pt) en ASA III(3 pt). De mediane opnameduur
was 18 dagen. Er was geen peri-operatieve sterfte.
De complicaties bestonden uit 3 keer ileus waarvoor laparotomie, 1 keer rectumlesie in dezelfde operatie overhecht, 1 keer
ademdepressie, 1 keer hartsritme stoornis, 1 keer stenose ureter-darmovergang en 1 keer littekenbreuk waarvoor hersteloperatie.
Samengevat onderging 17% (5/29)een hersteloperatie wegens een complicatie. In de literatuur variëren deze percentages tussen de
14% en de 30%.
Auteur: M.J.F.M. de Bruin, 3 december 2008.
Literatuur: (1) MJFM de Bruin: Blaasvervanging na cystectomie. Nascholing VNIV, Papendal 2007.
In de jaren 2006-2010 werden 28 patiënten in de leeftijd van 51 tot 87 jaar geopereerd wegens spierinvasieve blaaskanker. Er werd 5 x een partiële cystectomie verricht en 23x een radicale cystectomie( incusief prostaat of uterus met adnexen). Er werd 20 keer een urinestoma volgens Bricker aangelegd en 3 keer een blaasvervanging door darm volgens Studer. De comorbiditeit in ASA klasse was ASA I(9 pt), ASA II(15 pt) en ASA III(4 pt). De mediane opnameduur was 17 dagen. Er was geen peri-operatieve sterfte.
De complicaties bestonden uit 1 keer ileus, 1 keer wondruptuur en 1 keer wondinfect waarvoor elk een operatieve correctie. Voorts 1 keer depressie, 1 keer longembolie, 1 keer darmbloeding en 1 keer koorts langer dan 3 dagen, waarvoor conservatieve behandelingen. Samengevat onderging 11% (3/28)een hersteloperatie wegens een complicatie.
Auteur: M.J.F.M. de Bruin, 25 oktober 2010.
Zie uitgebreide folder over stress incontinentie. of ga naar incontinentie zelfzorg voor vrouwen
M.J.F.M. DE BRUIN, H.H.J. Leliefeld, J.V. Zambon. LAURENTIUS ZIEKENHUIS ROERMOND
Introductie:
De hoge prevalentie van urine incontinentie bij vrouwen, de toepasbaarheid van vragenlijsten en het toenemend gebruik van internet heeft geleid tot het ontwikkelen van een computerprogramma (Mediarts versie 1.7) voor het maken van onderscheid tussen verschillende typen van urine incontinentie bij vrouwen en het genereren van adviezen voor de arts. De NHG standaard en de NVU richtlijnen werden als leidraad gebruikt voor de ontwikkeling van de software. De waarde van het computerprogramma werd getoetst in een prospectief klinisch onderzoek.
Materiaal en methoden:
54 voor stress-, urge- en gemengde urine incontinentie verwezen vrouwelijke patiënten werden door een groep van 3 urologen geëvalueerd middels een voor de computer ontwikkelde vragenlijst, anamnese, lichamelijk onderzoek, mictielijst, urine onderzoek, residu bepaling, urodynamisch onderzoek en cystoscopie. De door de uroloog gestelde diagnoses zuivere stress-, zuivere urge- en gemengde incontinentie werden als gouden standaard beschouwd en vergeleken met de diagnose van de verwijzer (gynaecologen en huisartsen) en de diagnose gegenereerd door het computerprogramma.
Resultaten:
Van de 54 patiënten werden door de urologen de diagnose zuivere stress-, zuivere urge- en gemengde incontinentie gesteld bij respectievelijk 20, 3 en 31 patiënten.De diagnose van de verwijzer kwam hiermee overeen met respectievelijk 15, 2 en 11 patiënten. De diagnose van het computerprogramma kwam overeen met respectievelijk 16, 3 en 29 patiënten. In vergelijking met de urologen voorspelde het computerprogramma in 48/54 (89%) de juiste diagnose en de verwijzer in 28/54 (52%), hetgeen significant verschillend is (p<0,001). De sensitiviteit en de specificiteit van het resultaat van het computerprogramma waren voor stress incontinentie 80% respectievelijk 94%, voor urge incontinentie 100% respectievelijk 100% en voor gemengde incontinentie 94% respectievelijk 83%.
Conclusie:
Het internet computerprogramma (Mediarts versie 1.7) is waardevol als test met een hoge sensitiviteit en specificiteit voor het voorspellen van het type incontinentie bij vrouwen. Tevens is de voorspellende waarde significant beter dan de diagnose van de verwijzer in deze populatie.
Auteur: M.J.F.M. de Bruin, 2 jan 2005.
Literatuur: M.J.F.M. de Bruin. NVU Najaarsvergadering, Nov 2004, Arnhem. De Bruin MJ, ea. The value of the online diagnosis programme 'Mediarts 1.7' for female urinary incontinence. Eur Urol: Suppl. 4 (2005)No 3, pp. 91.
M.J.F.M. DE BRUIN, W.I.Q. de Waard, H.H.J. Leliefeld, J.V Zambon, P.J.M. Kil, B.P. Wijsman, F.M. Bentvelsen, M.R. van Balken. LAURENTIUS ZIEKENHUIS ROERMOND
Introductie
De hoge prevalentie van urine incontinentie bij vrouwen, de inzet van incontinentie verpleegkundigen in zorgstraten en gebruik van internet heeft geleid tot de ontwikkeling van het computerprogramma 'MediArts' (MA) dat het onderscheid maakt tussen verschillende typen van urine incontinentie bij vrouwen en adviezen genereert voor de hulpverlener. De NVU en EAU richtlijnen werden als leidraad gebruikt voor de ontwikkeling van de software. De waarde van MA werd getoetst in een prospectief multicentrisch klinisch onderzoek.
Materiaal en methoden
320 voor urine incontinentie verwezen vrouwelijke patiënten werden in 4 centra door 7 urologen geëvalueerd middels: computer vragenlijst, anamnese, lichamelijk onderzoek, mictielijst, urine onderzoek, residu bepaling, urodynamisch onderzoek (udo) en cystoscopie. De door de urologen gestelde diagnose zuivere stress-, zuivere urge-, gemengde- en overloop incontinentie werden als gouden standaard beschouwd en vergeleken met de diagnose gegenereerd door MA. Beschikbare udo gegevens van 231 patiënten werden geanalyseerd om te beoordelen of bij ongecompliceerde zuivere stress incontinentie (ZSI), gesteld door MA, detrusor instabiliteit werd gevonden. Ongecompliceerd is geen aanwijzing voor blaasledigingsstoornis, geen eerdere operatie in het kleine bekken en geen neurologische ziekte.
Resultaten
Van de 320 patiënten werden door de urologen de diagnoses zuivere stress-, zuivere urge-, gemengde- en overloop incontinentie gesteld bij respectievelijk 90, 36, 192, en 2 patiënten. De diagnose van MA was identiek bij respectievelijk 74, 32, 183 en 0 patiënten. De sensitiviteit, specificiteit en positief voorspellende waarde van MA waren voor ZSI respectievelijk 82%, 97% en 90%, voor zuivere urge incontinentie respectievelijk 89%, 99% en 94% en voor gemengde incontinentie respectievelijk 95%, 84% en 90%. Van de 231 udo's werd bij 28 patiënten (12%) ongecompliceerde ZSI zonder detrusor instabiliteit of residu boven de 50 ml gevonden.
Conclusie
MA als diagnostische test heeft zowel een hoge sensitiviteit als specificiteit (82-99%) en voorspelt bij 90% de juiste diagnose, inzake typering van urine incontinentie bij vrouwen in een Nederlands multicentrische populatie. Ongecompliceerde zuivere stress incontinentie, gesteld door MA, behoeft geen onderzoek naar detrusor instabiliteit. MA is een goede discriminerende test die als triage gebruikt kan worden om noodzaak van verder (invasief) onderzoek te bepalen.
Literatuur: NTvUrologie 6 (okt 2006)176.
M.J.F.M. DE BRUIN,LAURENTIUS ZIEKENHUIS ROERMOND
Introductie
De hoge prevalentie van urine incontinentie bij vrouwen en frequente onderbehandeling hebben geleid tot de ontwikkeling van een internet Diagnostisch Expert Programma (DEP) dat onderscheid maakt in verschillende typen urine incontinentie. DEP heeft een aangetoonde voorspellende waarde van 90%, identificeert risico- en complicerende factoren en genereert persoonlijke adviezen. Een ehealth versie van DEP werd gecombineerd met de vaardigheden van continentie verpleegkundigen.
Materiaal en methoden
Via internet hebben 1286 vrouwen met urine incontinentie zich aangemeld van wie 102 het DEP in combinatie met een continentie verpleegkundige service hebben gebruikt en de overigen 1184 het DEP enkel als zelfzorg. Het protocol bestond uit gebruik van DEP, Kwaliteit van Leven score(KvL), mictie dagboek, thuisbezoek, urine- en lichamelijk onderzoek en telefonische controle na 4 en 8 weken. Het type incontinentie en risico factoren werden gebruikt voor persoonlijk advies over leefregels, training en verband gebruik. Complicerende factoren werden gebruikt voor verwijs advies. Evaluatie was gebaseerd op veranderingen in KvL, verband verbruik en blaasfunctie.
Resultaten
De leeftijd van de 102 vrouwen met urine incontinentie variëerde tussen 29 en 88 jaar jaar (gemiddeld 61). Complicerende factoren voor verwijs advies waren: co-medicatie (48%), abnormale defaecatie (26%), chirurgie kleine bekken(17%), neurologische ziekte (16%), psychiatrische behandeling (13%), Diabetes Mellitus (12%), slechte mobiliteit (7%), hematurie (6%), prolaps (6%), afwijkende urine (25%), vaginale atrofie (2%) en slechte bekkenbodem functie 22%. Van de vrouwen was 25% gediagnostiseerd met stress-, 66% met gemengde- en 9% met urge incontinentie. Instructie en advies met leefregel aanpassingen werden gegeven bij 89%: 38% vocht aanpassing, 28% afvallen, 21% laxerend dieet en 16% stop roken. 91% kreeg instructie voor bekkenbodemspieroefeningen en 73% voor blaastraining. Veranderingen van KvL, verband verbruik en blaasfunctie staan in tabel en in combinatie was er verbetering bij 91%. De gemiddelde KvL score verbeterde 31%. Bij aanvang was het gemiddelde verband gebruik 3,2 per dag, de gemiddelde afname was 25% en 13% rapporteerde na afloop continentie/geen verband.
Conclusie
Ehealth, gebaseerd op het DEP, gecombineerd met een continentie verpleegkundige - protocol gestuurde - service met laagdrempelige toegang in de thuisomgeving is bedoeld om meer continentie te brengen bij meer vrouwen. De resultaten tonen dat deze service continentie brengt bij 13%, verbetering bij 78% en een verband reductie van 25% in deze studie populatie.
Literatuur: Neurourology and Urodynamics 2012, Vol 31, Iss 6, p941-942
^ Nominatie Kwaliteitsprijs 2013
van de Orde Medisch Specialisten.
Nominatie Univé Paludanusprijs 2013.>
Sterilisatie ongedaan maken bij de man ofwel vaso-vasostomie kent twee methoden: macroscopische en microscopische
chirurgische techniek, waarbij de laatste een voordeel geeft met betrekking tot het zwangerschapspercentage.
Resultaten in technisch herstel variëren tussen de 74 en 99%, waarbij aantoonbaar zaad kan worden geproduceerd. Echter de
zwangerschapspercentages liggen lager en variëren tussen de 28 en 64 %. Dit hangt samen met verschillende factoren.
De zwangerschapskans is omgekeerd evenredig met de duur van de sterilisatie en wordt minder dan 50% na 8 jaar. Tevens
hebben het ontstaan van sperma-antistoffen, spermakwaliteit en vrouwlijke factoren, waaronder de leeftijd van de partner, een
belangrijke prognostische rol.
Bij ongeveer 20% van de geopereerde mannen loopt binnen 1 jaar de spermakwaliteit weer terug. Een slechte zaadkwaliteit
en autoantistoffen verhinderen vaak een spontane zwangerschap, zodat geassisteerde voortplanting aangewezen is.
Auteur: M.J.F.M. de Bruin ; 22 januari 2000
Bron: Richtlijnen N.V.U.; Ann R Coll Surg Engl 1997 Nov;79(6):420-2 ; J Urol 1998 Jan;159(1):188-90;
Schweiz Rundsch Med Prax 1997 May 28;86(22):933-6 .
Een urosepsis is het gevolg van een infectie met een microorganisme (bv. een bacteriesoort) uitgaande van de urinewegen met uitbreiding naar de bloedbaan. Deze microorganismen of afgeleide producten daarvan kunnen het bloedcirculatiesysteem of ook andere
orgaansystemen ernstig ontregelen. Veelvoorkomende verschijnselen hierbij zijn oa. ziektegevoel, koorts en koude rillingen. Ook kunnen bloeddrukdaling en shock optreden en in zeer ernstige gevallen kan men er aan overlijden.
Afhankelijk van de fase waarin men verkeert dient de urine optimaal te worden afgevoerd, desnoods met een catheter of drain. Dit wordt meestal gecombineerd met een behandeling met antibiotica tegen de infectie. De bloedcirculatie dient gecontroleerd en zonodig ondersteund te worden
een aanvullende maatregelen zijn nodig als meerdere orgaansystemen zijn aangedaan.
Auteur: M.J.F.M. de Bruin, 19 februari 2000.
Belangrijk bij de vorming van nierstenen zijn een hoge verzadigingsgraad van urine en lage concentratie van crystal remmende factoren.
Voorts kunnen stofwisselingsstoornissen, eet- en drinkgewoontes en afwijkingen in de urinewegen de urine samenstelling beinvloeden en eerder aanleiding geven tot steenvorming.
Na steenanalyse en/of stofwisselingsonderzoek kan beoordeeld worden of een onderliggende stoornis de belangrijkste veroorzaker van steenvorming is en behandeling van de stoornis de beste preventie ter voorkoming van
nieuwe niersteenvorming is.
Echter kan bij de meeste gevallen van steenvorming geen onderliggende stoornis worden gevonden en kunnen enkel algemene adviezen ter voorkoming van nieuwe niersteenvorming worden gegeven. Hetzelfde geldt ook indien de steensamenstelling
onvoldoende bekend is. Omdat ca. 80% van de nierstenen in Nederland calcium-oxalaat stenen zijn zal een algemeen advies zich hier op toespitsen.
Algemene adviezen: Meer drinken tot de urineproductie per 24 uur meer dan 2 liter bedraagt, drink met name rond de maaltijden en voor het slapen. Vermijdt sterke thee zonder melk.
Eet "gezond" en beperk overdaad aan dierlijk eiwit en zout. Streef naar een normale calciuminname.
Auteur: M.J.F.M. de Bruin, 22 februari 2000.
Het is doorgaans niet gebruikelijk dat er vruchtbaarheidstoornissen optreden na laparoscopische liesbreukcorrecties. Het is echter bij iedere (laparoscopische) liesbreukcorrectie theoretisch mogelijk dat beschadiging aan een zaadleider en/of bloedvoorziening naar teelbal optreedt en de vruchtbaarheid aan de aangedane zijde hierdoor wordt verminderd.
In de literatuur zijn gevallen van vruchtbaarheidstoornissen na open liesbreuk operaties bekend. De kans op verminderde vruchtbaarheid hangt bovendien af van: welk soort laparoscopische techniek, gebruikte materialen, intact zijn van zaadbal/leider aan de andere zijde en andere bekende verworven of aangeboren oorzaken van stoornissen in de vruchtbaarheid .
Indien voor de operatie vruchtbaarheid is bewezen of een zaadanalyse normaal was kan dit extra inzicht geven omtrent een mogelijke oorzaak van de vruchtbaarheidstoornis.
Auteur: M.J.F.M. de Bruin, 11 maart 2000.
Literatuur: J Urol 1998 Jan;159(1):139-41,
Microsurgical repair of iatrogenic injury to the vas deferens.
Andrologia 1991 Nov-Dec;23(6):443-6,
Fertility of men following inguinal hernia repair.
Voordelen van de laparoscopie boven open chirurgie zijn vooral uitgesproken aanwezig bij verwijdering van de bijnier.
Liever geen grote snee met lange herstelperiode voor verwijdering van een klein orgaan.
Hoewel bijnier verwijdering niet frequent voorkomt heeft multidisciplinaire samenwerking in Roermond geleid tot specifieke deskundigheid in
de laparoscopische bijnier verwijdering.
Demo filmpje van laparoscopische bijnier verwijdering:
Operateurs: Marcel de Bruin,uroloog en Jeroen Leijtens, chirurg. 15 maart 2009.